top of page
Anchor 1

Watersportletsels

 

Inleiding

 

Dat ondanks de beste preventieve maatregelen in de sport toch letsels en blessures voorkomen, is een ieder bekend. In deze paragraaf worden besproken de meest voorkomende ongevallen in de sport en die ongeval­len, die op zichzelf uiterst weinig voorkomen, maar waarbij directe hulp van het grootste belang is. Men dient zich ook voortdurend af te vragen of men in staat is in voorkomende gevallen een gewonde te behandelen.

Waar het in dit onderdeel van de cursus om gaat is dat men zich realiseert dat alleen eenvoudige verwondingen kunnen worden behandeld; in alle overige gevallen is deskundige hulp vereist en is men als sportleider verantwoordelijk voor het snel inroepen van deze hulp.

 

Verantwoordelijkheid 

 

De verantwoordelijkheid van de sportleider bestaat uit:

a. het goed doen uitvoeren van de maatregelen die over hygiëne werden besproken;

b. het handhaven van een goede discipline in een groep,

c. het verzamelen van enkele gegevens ter plaatse om een snelle eerste hulp te waarborgen, namelijk:

de verblijfplaats van de verbandtrommel en andere hulpmiddelen;

het telefoonnummer van politie, huisarts of de GG&GD;

de plaats waar kan worden getelefoneerd.

d. al het mogelijke doen om paniek te voorkomen.

De onder c genoemde gegevens zijn vooral van belang bijeen uitwedstrijd; bij een thuiswedstrijd moet men deze gegevens ter hand stellen van de leider van de tegenpartij.

 

Grondregels

 

Indien er een ongeval plaatsvindt, moet men zich aan de volgende grondregels houden:

 

a. zorg voor voldoende ruimte om het slachtoffer heen.

b. blijf bij de noodzakelijke verrichtingen handelen volgens de ABC regel: dat wil zeggen het controleren van:

            ademhaling

            bewustzijn;

            circulatie (bloedsomloop);

c. stel het slachtoffer gerust door met hem te praten en zodoende voor wat afleiding te zorgen. Men  kan al pratende te weten komen wat de

   klachten zijn.

d. indien men heeft gevonden wat er aan mankeert, dan kan men de vereiste maatregelen nemen, dus niet meteen ergens mee beginnen.

e. er zijn enkele situaties waarin men wel direct handelend moet op treden, namelijk hij  

    levensgevaar door.

                                   - zeer groot bloedverlies:

                                   - gestoorde ademhaling:

f. niet met de getroffene gaan slepen( vervoer per brancard is werk voor deskundigen.

g. vermijd afkoeling van de getroffene en dek hem bijvoorbeeld met een deken toe.

h. schrijf zoveel mogelijk gegevens op, zodat men na aankomst van de dokter, direct informatie kan geven.

i. om verzekerd te zijn van een snelle deskundige hulp bij een ernstig ongeval moet men als eerste de politie waarschuwen.

 

 

Warmte-uitputting

 

Deze afwijking, ook wel genaamd warmte-stuwing ontstaat wanneer arbeid verricht wordt in een warme, vochtige omgeving. Tijdens deze arbeid verliest het lichaam water en zout via het zweet. Wanneer dan door drinken van water alleen het waterverlies wordt aangevuld, ontstaat zoutgebrek, dat de bloedsomloop ernstig in de war stuurt.

 

Verschijnselen van warmteuitputting

 

1. Extreme moeheid gevolgd door flauw vallen (wanneer het slachtoffer enige tijd gelegen heeft, komt hij weer bij).

2. Snelle, zwakke pols (lage bloeddruk).

3. Bleke gelaatskleur en vochtige huid.

4. Normale lichaamstemperatuur.

5. Bij ernstig zoutgebrek door sterk zweten kunnen spierkrampen optreden, vooral in de kuitspieren.

6. Misselijkheid en braken.

7. Dorst.

8. Ten slotte treedt een volledige shock toestand in.

 

Eerste hulp

 

1. Leg het slachtoffer plat neer, in de schaduw en zo mogelijk in een koele omgeving

2. Maak zijn/haar kleding los.

3. Vul zouttekort aan door hem zout toe te dienen in de vorm van zoute bouillon of zout water (1 theelepel

    keukenzout op 1 glas water).Het water mag wel koel maar beslist niet koud zijn.

 

 

Onderkoeling

 

Enkele belangrijke feiten ter zake van onderkoeling.

 

Onderkoeling is het afnemen van de lichaamstemperatuur door bepaalde oorzaken. Onderkoeling kunnen we voorkomen of vertragen afhankelijk van de omstandigheden. De volgende feiten zijn van belang:

 - temperatuur van het water

 - kleding

 - zwemvest

 - zwemmend of rustig drijvend

 - houding: bovenarmen tegen borst, knieën opgetrokken

Indien de lichaamstemperatuur tot 30 ° gedaald, dan 50% overlevings­kansen. Bij een lichaamstemperatuur van 25 °treedt de dood in.

 

Hoe herkennen we onderkoeling zonder thermometer?

 

 - pols langzaam en onregelmatig

 - bleek en reageert gevoelig op licht

 - ademhaling langzaam en zwaar

 - siddering door het hele lichaam en verkrapte spieren

 - af en toe buiten bewustzijn, zeker bij 32 en lager

 

Wat moeten we dan doen?

 

 - warmte toevoeren, vooral bij hals en liesstreek (dekens kruiken)

 - elke inspanning kost warmte, dus dwingen rustig te liggen (in warme omgeving)

 - indien aanwezig droge, warme kleding aandoen, anders de natte kleding aanhouden

 - eigen lichaamswarmte overbrengen, elkaar afwisselen, en de ademhaling goed in de gaten houden

 - geen alcohol:

 

Gevaar van onderkoeling van drenkelingen in koud water

 

In koud water bestaat er ook zonder dat men verdrinkt. kans op dodelijke afloop van een onvrijwillig bad. Dat is het gevolg van onderkoeling van het lichaam: een lagere lichaamstemperatuur dan 30 ° (in plaats van normaal 37°) kan fataal zijn. Hoe hoger de watertemperatuur, des te geringer is de kans op onderkoeling. Bij een watertemperatuur boven 24 ° is vrijwel geen gevaar voor on­derkoeling  de meer aanwezig.

 

 

 

Naarmate de watertemperatuur lager is, wordt het gevaar groter. Bij 5° is de tijd die men nog in het water overleeft, ongeveer 2 uur. De tijd wordt korter indien men zich beweegt, bijvoorbeeld zwemt. Beweging heeft namelijk  een sterkere afkoeling tot gevolg. Het extra warmteverlies is groter dan de extra warmte productie door de inspanning. Daardoor daalt  de lichaamstemperatuur.

De kans op overleven  wordt t daarentegen langer als het lichaam de warmte kan  vasthouden door isolatie. De beste isolatie heeft een overlevingspak, een wet- of drysuit, maar ook normale kleding houdt houdt ook onder water een de  warmte enigszins vast. De overlevingstijd kan men, ook zonder isoleerpak - maar  wel met een reddingvest – met de helft verlengen door de zgn  -  H.E.L.P houding  (Heat Escape Lessening Posture). Daarbij omarmt men het eigen reddingvest en trekt men zijn benen zover mogelijk op. Daardoor beschermt men de lichaamsdelen die snel warmte afstaan.

 

Het voorkomen van warmteverlies is ook van levensbelang in een reddingvlot: alles wat isoleert moet men gebruiken. In koud water kan men nauwelijks een afstand zwemmend overbruggen. In water van 12 °komt een jong mens – met reddingsvest – niet verder dan 1 ½ KM , mits er geen golfslag staat. Die kort afstand is  mede het gevolg van van het feit dat men door bewegen snel afkoelt, Veel sneller dan in de H.E.L.P. houding.

Heeft men een onderkoelde drenkeling op het droge. dan moet men niet dat gene doen wat u hart u ingeeft:

geen warme douche en geen warme kachel. Men  moet de patiënt in (droge) dekens wikkelen en in een koele omgeving houden. Patiënt zo min mogelijk bewegen. Bloedsomloop niet stimuleren door wrijven of wat dan ook, wél hartslag en ademhaling voortdurend controleren Hypothermie (staat van onderkoeld zijn) kent een stadium waarin het lijkt of de patiënt overleden is. Zodra de hartslag of de ademhaling hapert moet men die stimuleren.

 

De gevoelstemperatuur.

 

De gevoelstemperatuur (of in het Engels windchill) is een berekende temperatuur en is derhalve niet te meten met een thermometer..

De berekening ervan is gebaseerd op het evenwicht tussen warmteverlies en warmteproductie van een gezond persoon. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de kleding is aangepast aan de weersomstandigheden en dat de persoon wandelt in de buitenlucht met een snelheid van ruim zeven kilometer per uur, ofwel 2 meter per seconde.

 

De gevoelstemperatuur is alleen van toepassing op mensen en dieren en niet voor levenloze objecten zoals machines ed. Deze laatste kunen nooit kouder worden dan de luchttemperatuur.

Officieel is de onderstaande tabel van toepassing sinds 1 1 januari 2001 (volgens de normen van NOAA).

Het KNMI vermeldt de gevoelstemperatuur in de weeroverzichten alleen als de omstandigheden daar aanleiding toe geven; bijvoorbeeld als het voor het gevoel snijdend koud is. In de regel is dat het geval bij gevoelstemperaturen van -15°C of lager. Vanaf die waarde bestaat er, afhankelijk van de persoonlijke conditie, in de buitenlucht gevaar voor bevriezing van de blote huid. Als het voor het gevoel kouder is dan -20°C dan raakt men ook bij goede winterkleding gemakkelijk door de kou bevangen. Extra winddichte kleding strekt dan tot aanbeveling.

In het gele gebied kunnen er bij langdurige blootstelling van de onbedekte huid bevriezingsverschijnselen op te treden. In het rode gebied is dit al het geval hij kortstondige blootstelling.

bottom of page